Daar zingt men blij, met dankb're psalmen:
"Gods rechterhand doet grote kracht."
Het is dankdag 2024. Achter mijn laptop zittend, schrijf ik, geheel naar traditie, een artikel omtrent de dankdag. Maar ik denk ook terug aan afgelopen zaterdag; toen mocht in de Gasthuiskerk te Middelburg een zangavond plaatsvinden van PLENUM en Emotion over het thema ‘Door Godd’lijk licht geleid’.
Daar werd de tekst gezongen waarmee ik dit artikel begon: Psalm 118 vers 7. Het was daar al even dankdag, zonder dat wij erbij stilstonden, of zeg ik dat verkeerd? Stond onder de psalm immers niet deze tekst:
“Wanneer in nood ’s mensen hulp geen uitkomst meer kan bieden, is Zijn hulp nabij. Wanneer het alom donker lijkt, kan Zijn licht het donker opklaren. Hij kan ons verlossen van smart en droefenis. Als wij dat mogen ervaren stemmen wij van harte in met de woorden uit Psalm 118: ‘Gods rechterhand doet grote kracht.’”
Zouden degenen die zaterdag waren opgekomen, dan niet stilgestaan hebben bij Zijn zegeningen? Zou in het hart van hen die de verlossing kennen, niet een dankgebed zijn opgestegen tot Hem toen zij deze woorden zongen?
Het was een bijzondere avond daar in Middelburg. Ieder die daar aanwezig was zal het beamen. Al was het buiten donker en guur, al gierde de wind om de kerk en sloeg de regen neer, al kwam de temperatuur ook in de kerk niet boven de 11 graden Celsius, binnen in de kerk was het warm en scheen er een helder licht. Nee, ik heb het niet over de kroonluchters die aan de draagbalken hingen of de schijnwerper die op het podium koor, pianist en dirigenten belichtte… Er scheen een veel helderder Licht door de kerk; een Godd’lijk licht.
Want het ging in de eerste plaats, al was het met zonden bevlekt, niet over de organist, pianist, dirigent of spreker, maar het ging over Hem. Over God die ons grote dingen deed. Hij zond Zijn Zoon als Licht, zo groot, zo schoon, terneder van ’s hemels troon om volk bij volk in de ogen te stralen, om het heidendom te verlichten. En niet alleen dat; Zijn Zoon heeft voor de zonden van Zijn volk geleden en kermde in de hof van Ghetsémané: “Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?” Door Zijn lijden is voor de zonden van Zijn volk betaald.
Dat is de grootste zegen die ons in het aardse te beurt kan vallen: Zijn onmisbare zegen. Met die zegen kunnen wij leven en Hem hier waarlijk met hart en mond prijzen en Zijn heil vermelden op het wereldrond. Ja, dan weten wij zelfs, als de stonde slaat en het lichaam sterven gaat en wij de slaap des doods moeten gaan slapen, dat Hij onze smeekgebeden heeft verhoord en geen hulp ons zal doen ontbreken. Dan weten wij dat Hij als Vredevorst de vrede op aarde in onze ziel heeft geboden en wij vrijmoedig mogen treden naar ’t altaar Gods met lofgezang, om daar in ‘t heilig Sion Hem eeuwig eer te mogen bewijzen.
Zou het dan alleen voor de bekeerde zondaar een dankdag zijn geweest zaterdag? Nee, zeker niet! Want ook zij die nog geen uitzicht hebben op een leven voor Zijn troon, voor hen was het ook dankdag, zaterdag, deze dankdag.
En zou het niet elke dag een dankdag moeten zijn?
Want wat hebben wij veel gekregen. Dagelijks word ik geconfronteerd met hen die het zwaarder hebben dan ik. Dagelijks zie ik de strijd van ontelbare mensen met ‘het leven’: geldzorgen, kleedzorgen, dakloos… Dat kunnen wij niet zeggen;
Wij hebben dagelijks eten, wij hebben een dak boven het hoofd. Wij mogen kennis hebben aan Zijn wetten en mogen weten dat deze tot licht op ons pad kunnen zijn. Wij mochten elke ochtend wakker worden. Wij mochten nog in vrijheid opgaan naar Zijn huis, om daar de prediking te horen, koorrepetities te houden, uitvoeringen bij te wonen. Wij mochten banden van vriendschap kennen en deze onderhouden. Wij mochten goede gesprekken voeren met hen die ons lief en dierbaar zijn. Wij werden omringd door liefhebbende families.
Er werd het afgelopen jaarseizoen getrouwd, er werden kinderen geboren, wij mochten een jaar ouder worden en dat herdenken.
Elke ochtend mocht het dagen in het oosten, wij zijn gespaard in het leven, wij hebben anderen mogen vertellen over Hem en omhoog mogen wijzen.
Wij mochten zaterdag een uitvoering houden, hebben kracht en wijsheid gekregen om hem te organiseren, maar kregen ook de stem om te zingen, kracht om orgel en piano te spelen, wijsheid om te dirigeren, gehoor om de muziek te mogen horen.
Wat onze staat ook is, zouden wij dan niet dankbaar moeten zijn? Want als wij al onze zegeningen zouden tellen en opschrijven, zouden de muren van ons huis dan niet te klein zijn? Zouden zelfs de muren van de kerken niet te klein zijn?
Wat hebben wij een rijke zegen ontvangen. Dan moeten onze ogen zich vullen met tranen van verdriet en berouw over de zonden die wij Hem aangedaan hebben, maar mogen diezelfde ogen zich ook vullen van vreugde om Hem die is, en was en komen zal. Over Hem die ons zo rijk gezegend heeft.
Ja, dan moet ook vandaag der vromen tent weergalmen van hulp en heil ons aangebracht, dan zingen wij blij met dankbare psalmen:
“Gods rechterhand doet grote kracht!”
Johannes R
Reactie plaatsen
Reacties