Als het duister wijkt - Advent 2025

Gepubliceerd op 19 december 2025 om 17:00

Voor elk die in het duister dwaalt…

 

Wat is het ergste wat een fotograaf kan overkomen? Is het niet blindheid?
Wat is het ergste wat een kok kan overkomen? Is het niet smakeloosheid?
Wat is het ergste wat een parfumeur kan overkomen? Is het niet geurloosheid?
Wat is het ergste wat een timmerman kan overkomen? Is het niet krachteloosheid?

En wat is het ergste wat een zanger kan overkomen?
Die vraag kan ik als geen ander beantwoorden.

Het zingen heeft mij door donkere tijden in het leven geleid. Waar menselijke hulp ontoereikend was en vertrouwen in Hem ontbrak, daar was het zingen. Wanneer woorden tekortschoten om uiting te geven aan wat diep vanbinnen gevoeld werd, bood zingen uitkomst. Dan hief ik mijn stem aan in het verborgene, wanneer niemand mij hoorde. Alleen op mijn kamer, op de fiets, op het schooltoilet… Al was pesten mijn deel, dát konden die pesters mij niet afnemen.

Regelmatig heb ik geschreven over de kracht van het zingen: hoe zang het hart kan openen, hoe het kan sterken, hoe door zingen de ellende van de dag soms even vergeten mag worden.

Maar wat is dan het ergste wat een zanger kan overkomen?
Dat de stem het zingen niet meer toestaat. Wanneer het geluid de keel niet uitkomt en de stembanden, als het ware gefrustreerd, de zanger het zwijgen opleggen. Weg is de manier om zich te uiten. De uitvlucht uit donkere tijden is verdwenen. En het licht van de zang dooft langzaam…

Het is de derde keer dit jaar dat ik een adventsartikel schrijf. Ik denk dat het tijd is om terug te keren naar Israël. Naar hem die de woorden sprak die dit jaar als thema boven deze artikelen staan.

Want onverwacht mocht Zacharias dienen in de tempel. Als priester werd hij opgeroepen voor zijn taak. Verheugd en dankbaar moet hij zijn geweest. Hij mocht het volk voorgaan in de dienst des HEEREN. Hij mocht dienen in de voorhoven, ja zelfs in de tempel zelf, en daar de ceremoniën uitvoeren die bij de tempeldienst hoorden.

Ach, de oude Zacharias zijn leven was niet zonder smart voorbijgegaan. Hij droeg een groot verdriet met zich mee; een kindje hadden hij en zijn vrouw Elizabet niet van de HEERE ontvangen. Hem was geen nageslacht geschonken.

En toch mocht hem nu een grote zegening te beurt vallen. Het lot wees hem aan om in Jeruzalem de tempeldienst te vervullen. Daar, in de tempel, verscheen een engel aan hem en verkondigde nieuws: ongelooflijk nieuws. Zijn gebeden waren verhoord: hij zou een zoon ontvangen. Zacharias hoorde het… en kon het niet geloven. Op zijn leeftijd? En hoe zou zijn vrouw, in haar ouderdom, nog kunnen baren?

Ongeloof vervulde zijn hart. En als straf daarop zou hij niet kunnen spreken tot de dag dat Johannes besneden zou worden, acht dagen na zijn geboorte.

En toen werd Zacharias stil.

Hij kon zijn tempeldienst niet afmaken. Zonder te spreken keerde hij huiswaarts. Hij kon zijn vrouw niet in de armen vallen met de woorden: “Wij zullen een kindje krijgen, een kind waar wij de HEERE om gebeden hebben!” Alles moest hij opschrijven.

Zacharias kon niet meer voorgaan in gebed. Hij kon anderen niet vertellen over het wonder dat hem was geschied. Zijn mond bleef gesloten.

Wat moet er zijn omgegaan in zijn hart? Hij kon zijn vrouw niet bemoedigend toespreken tijdens de barensnood. Hij kon zijn pasgeboren zoon wel vasthouden, maar niet zeggen: “Hé kleintje, ik ben je vader.” Zelfs het uitspreken van zijn naam was onmogelijk.

Lukas 1:62–63 zegt:
“En zij wenkten zijn vader, hoe hij wilde dat hij genaamd zou worden. En als hij een schrijftafeltje geëist had, schreef hij, zeggende: Johannes is zijn naam. En zij verwonderden zich allen.”

Wat een smart moet het zijn geweest dat alles per schrift moest, niet per stem. Hoe zal het hem dagelijks herinnerd hebben aan zijn ongeloof. Het was zijn eigen schuld, het was een rechtvaardige straf van een rechtvaardige God.

Maar o, wat een wonder: in vers 64 wordt zijn stem hem teruggegeven:

“En terstond werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt; en hij sprak, God lovende.”

Verheugd dat hij weer kon spreken, ging hij niet eerst naar zijn vrouw of naar het kind dat nog nooit zijn vaders stem had gehoord. Zacharias loofde eerst en vooral God:

“Lof zij de God van Israël!”

Het klonk door het kleine huis. De HEERE had een hoorn des heils opgericht in het huis van David. Hij toonde Zijn barmhartigheid, zoals Hij het de vaderen beloofd had.

Ontroerd keek Zacharias naar zijn zoon:

“En jij, Johannes, zult de weg bereiden voor de Zoon des HEEREN.”

Want Gods volk zou geleid worden tot de kennis van de zaligheid door het licht dat nu ontstoken was. De zon van Zijn heil stond reeds aan de kim. Een ster was opgegaan in Jakob.

Na meer dan negen maanden klonk Zacharias’ stem weer door de woning. Na negen maanden mocht hij de lof weer aanheffen. Als een zanger al blij is wanneer na een periode van zwijgen de zang wordt teruggegeven; hoe intens gelukkig moet Zacharias dan niet geweest zijn?

Voor hem weken de donkere wolken. Voor hem ging een gouden zon op met helder licht. En hij voelde het diep in zijn hart: dit licht is er voor elk die in het duister dwaalt.

Ach, de oude profeet zou het iedereen gunnen. Zou hij het niet tegen iedereen hebben gezegd: Zoek het Licht, ’t is nu te vinden!

Daar hoop ik, D.V., volgende week nog één laatste keer op terug te komen, wanneer op tweede kerstdag het slotartikel van deze serie verschijnt.

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.