De preek van de Perenboom

Gepubliceerd op 17 oktober 2025 om 17:00

Vorige week schreef ik een artikel over de preek van de appelboom. Het waren rijke lessen die ik van de boom mocht ontvangen; hij wees mij op de zegeningen die ik uit Zijn hand mocht ontvangen.

Aangezien ik deze zegeningen toen verbond met een terugblik op de zangavond die was gehouden, kon ik de tweede preek die vorige week uit mijn tuin tot mij kwam niet behandelen. Daar wil ik u deze week over schrijven.

 

Want terwijl de appelboom zijn boodschap aan mij verkondigde en ik de appels van de takken plukte, stond achter mij de perenboom. Ook hij sprak mij toe:

“Hoort, hoort mijn woord,
wat ik tot u spreek.
Hoort, hoort mijn boodschap
die ik aan u preek.

‘k Zie dat u rijk bent gezegend

door mijn buurman, hier naast mij
Ik zie dat u zeer bent verheugdet
door zijn vruchten bent u blij.

Maar al voel ik mij zeer kleine,

naast zijn grote goedigheid;
ik heb ook een peer te bieden
één vrucht slechts in eenzaamheid.

’t Is al wat ik u kan schenken,
ach, ik voel mij haast beschaamd.
Om uw aandacht nu te vragen
‘k Weet niet of het mij betaamt.

Maar ik heb die ene vrucht,
al mijn aandacht zeer geschonken,

‘k heb hem grootslijk liefgehad
en ik moet nu met hem pronken.

Want die ene peer
is vol zoetheid, vol van leven

Want die ene zoete peer
is al wat ik u mag geven!”

 

Nog vol van de preek van de appelboom sta ik verbaasd te luisteren naar de preek van de perenboom. Wat bedoelt hij? Ik heb een mand vol appels, wat moet ik met die ene peer?

 

Wat een lessen liggen er echter verscholen in zijn preek.

 

De perenboom staat dag aan dag tegen zijn buurman aan te kijken. Hij ziet hoe diens takken steeds meer vruchten dragen. Zelf blijft het bij één enkele vrucht. Hoe moet hij zich gevoeld hebben: nietig en klein bij de rijkdom van de ander?

 

Toch is hij niet bij de pakken neer gaan zitten. Hij verzamelde al zijn moed en gaf al zijn energie aan die ene peer. Die is nu gegroeid, groter dan de grootste appel van zijn buurman. En de perenboom zelf staat fier overeind; hij is niet bezweken onder het gewicht van vele vruchten.

 

Daarnaast schenkt hij ook zijn gaven, al is het slechts een enkele vrucht, in mijn handen.

 

Ach… ik sta wederom met een brok in mijn keel deze preek aan te horen. Want wat kan een mens verheugd zijn wanneer rijkdom en milddadigheid zijn deel zijn! Wanneer hij vol is van de gaven en talenten die hem gegeven zijn. Maar hoe groot is het gevaar van hoogmoed! Hoogmoed komt voor de val… ik zie het letterlijk voor mij, uitgetekend in de neergevallen takken van de appelboom.

 

De perenboom heeft het eenvoudiger. Hij heeft slechts één vrucht. Maar juist dáár kan hij al zijn aandacht aan schenken. Je zou kunnen zeggen: al is hij arm, hij is zeer rijk. Want hij koestert zijn talent, verzorgt het, schenkt het aandacht. Daardoor groeit het groter dan de vele verschillende talenten van de appelboom. En in zijn preek hoor je ook de liefde doorklinken. Maar vooral de dankbaarheid overheerst. Blij is de boom met die enkele vrucht die hij aan anderen mag schenken.

 

Al haast ik mij te zeggen: door Zijn goedheid worden wij allen milddadig gezegend, ieder naar zijn deel.

 

Ik heb de peer met ontroering geplukt en hem tussen de appels gelegd. Het is in de mand misschien een vreemde eend in de bijt. Hij voelt zich er niet in thuis. Maar toch laat ik hem in de mand zitten. Want die ene peer herinnert mij eraan dat geen talent, dat geen vreemde eend in de bijt, over het hoofd mag worden gezien. Zullen we geen talent, zullen wij niemand over het hoofd zien?

 

En nog dit: het is herfst geworden. De vruchten van beide bomen zijn geplukt, de bladeren vallen, zij sterven af. Wie straks in de winter langs beide bomen loopt, ziet geen verschil meer. Uit beiden lijkt het leven te zijn weggevloeid; in de doodstijd van de winter zijn ze elkaars gelijke geworden.

 

Is dat niet ook zo met de mens? Of wij nu rijk of arm zijn, veel gaven hebben of slechts een enkele, temidden van een sociaal netwerk leven of in eenzaamheid… eens worden wij allen gelijk. Wanneer ons stervensuur slaat, verschillen wij niet meer.

 

En dan gaat het erom: hebben wij Zijn zoetheid gesmaakt? Of waren onze vruchten bitter van zelfbedrog en zonde?

 

De Heere schenke ons allen het eerste.

 

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.