Oerneigingen (1)

Gepubliceerd op 13 juni 2025 om 17:00

En de HEERE God had de mens geformeerd uit het stof der aarde en in zijn neusgaten geblazen de adem des levens; alzo werd de mens tot een levende ziel.
 Genesis 2 : 7

 

Zo’n vijf à zes duizend geleden… De mens is geschapen in de hof van Eden. God schiep de mens, en specifieker nog: de man. Want de eerste mens op aarde was Adam. Hij werd gevormd uit het stof van de aarde. God blies hem de levensadem in de neusgaten, en zo begon het leven van de eerste mens.

 

In een tijd waarin de rolverdeling tussen man en vrouw steeds meer lijkt te vervagen, leek het mij goed om stil te staan bij het begin. Bij de man, in zijn persoon en hoedanigheid. Bij hoe hij in het leven staat, zijn mogelijkheden en zijn beperkingen.

 

Maar eerst terug naar het begin.

 

Na de schepping

 

De eerste 'functie' van de man was het zorgen voor Gods schepping. In Genesis 2 : 15 lezen we: “Zo nam de HEERE God de mens, en zette hem in de hof van Eden om die te bouwen en te bewaren.”

Als beheerder van de natuur gaf Adam de dieren hun namen, elk naar hun aard. Hij zorgde voor flora en fauna. Dat was zijn taak. Maar... omdat het niet goed is dat de mens alleen zij, gaf God hem een vrouw aan zijn zijde. Opdat de liefde van de man ook haar ten deel zou vallen.

 

In deze tijd was de rolverdeling tussen man en vrouw helder, en ook de verschillen waren duidelijk. Beiden waren naakt (Genesis 2 : 25), en toch was er geen sprake van schaamte of onkuise gedachten. Man en vrouw verschilden qua bouw en kenmerken.

 

Na de zondeval – Prehistorie

 

En toen kwam Genesis 3. De mens verviel in zonde. Door het eten van de verboden vrucht werd de band met God verbroken. Voor het eerst ervoeren Adam en Eva pijn. Voor het eerst schaamden zij zich voor elkaar. Ze bedekten hun lichamen met bladeren, later ontvingen zij dierenvellen van God om zich te kleden.

 

De rol van de man veranderde toen ook. Het plukken van voedsel uit de bomen was niet langer een vanzelfsprekendheid; het werd een zware taak. Zijn belangrijkste opdracht werd nu: zorgen voor het lichamelijk voortbestaan van zichzelf en zijn vrouw. Zonder de noodzakelijke voedingsstoffen zou het lichaam van hem en van diens vrouw verzwakken.

Enerzijds trok hij eropuit om te jagen op wild of om vis te vangen. Anderzijds bewerkte hij de aarde, opdat graan, groenten en fruit konden groeien.

 

Het leven van de man was zwaar. Hij moest sterk en gespierd zijn om de aarde te bebouwen. Hij had uithoudingsvermogen nodig om te jagen, en mentale kracht om een prooi te doden. Zijn vrouw hielp hem of zorgde voor het huishouden.

 

Naast de arbeid had de man de opdracht om een vrouw tot zich te nemen, één met haar te worden, het huwelijk te consumeren, en zo (wanneer God het huwelijk zegende) nageslacht te verwekken. De opvoeding van de kinderen viel grotendeels toe aan de vrouw, evenals het huishouden.

 

De mannen waren sterk, gespierd. Hun huid was leerachtig, gehard door de natuur en het klimaat. Handen en voeten waren bedekt met eelt, een zichtbaar teken van hun arbeid en vele kilometers te voet. Hun haar was lang, hun baard vol. Kappers waren er niet en onnodig. Het lichaamshaar beschermde hen tegen zon en kou.

 

De man was ook beschermer van zijn eigendommen. Regelmatig moest er gevochten worden om wat van hem was te verdedigen.

Oudheid – Griekse en Romeinse tijd

 

Hoewel boeren en jagers bleven bestaan, veranderde de samenleving. Andere tijden vroegen om andere rollen, zeker van mannen in hoge posities.

 

Mannen golden als de ultieme leiders. Zij namen plaats op machtszetels en bepaalden de koers van land en samenleving.

Zij heersten over huishoudens, bepaalden wat er gebeurde, op grote én op kleine schaal.

 

Ze trokken ten strijde tegen vijandelijke legers, doodden op bevel, en vochten in de arena (soms vrijwillig, soms gedwongen) tegen wilde dieren of tegen elkaar, tot vermaak van het volk.

 

Mannen gingen sporten, en beseften dat uiterlijk vertoon tot begeerte kon leiden. Spieren, verzorgde kapsels en goed onderhouden baarden werden mode. In badhuizen wasten ze hun lichamen veelvuldig.

 

Vrouwen werden door veel mannen als minderwaardig gezien, vaak als lustobject. Niet alleen vrouwen, ook jongens en meisjes werden misbruikt. Seksualiteit werd losgekoppeld van liefde en het huwelijk. Het werd een manier om te ontspannen of om macht te tonen.

 

Maar... niet overal heerste dit beeld. De vroege christenen verzetten zich fel tegen deze praktijken. Zij weigerden deel te nemen aan het misbruik dat zo wijdverbreid was. Ze leefden anders: ze zorgden voor vrouwen en kinderen, werkten om in hun levensonderhoud te voorzien, bewerkten het land, gingen vissen, of dienden anderen met eenvoud en toewijding als kok, tuinman of anders.

 

Waar hun dominante tijdgenoten geen emoties toonden, durfden zij met elkaar te spreken over wat er in hun hart leefde. In hen werden weer de tekenen zichtbaar van de zachtheid die in de man aanwezig is, zoals die ook bij Adam in het paradijs was, toen hij zorg droeg voor de natuur om hem heen. 

 

Volgende week vervolgen wij met de rol van de man in de vroege en late middeleeuwen.

 

Johannes R

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.